Verarming en verzuring
Een oorzaak van bodemdegradatie is een ander gebruik van de bodem. Door ontbossing en de gevolgen daarvan verliest het systeem veel nutriënten. Dat leidt tot verarming en verzuring (zie Verzuring). Ook een andere boomsoorten keuze zorgt voor verarming en verzuring: bossen die oorspronkelijk gedomineerd werden door bijvoorbeeld linde (met goed verteerbaar strooisel) maakten plaats voor eiken- , beuken- en dennenbossen (soorten met slecht verteerbaar strooisel, zie pagina Lage biodiversiteit).
Als gevolg van het eeuwenlang ontbreken van bos en de verzuring van de bodem, is ook het bodemleven sterk verarmd. Dat leidt tot een trage strooiselafbraak en een stapeling van ruwe humus. Op een dik pak strooisel kunnen maar weinig soorten zich vestigen. Strooiselophoping, verarming en verzuring versterken zichzelf.
Bodemverdichting is ook een oorzaak van bodemdegradatie. Het betekent minder lucht tussen de bodemdeeltjes, waardoor regenwater slechter infiltreert, er plassen ontstaan en de bodem langer verzadigd is. Na één passage met een machine vindt al 60% van de potentiele verdichting plaats. Ook is er een negatief effect aangetoond op overlevingskans en groei van zaailingen; de effecten verschillende per boomsoort, dit beïnvloedt dus daarom de soortensamenstelling van spontane bosverjonging. Dit effect is ook te verwachten op de kruid- en struiklaag. Het natuurlijk herstel van verdichte bodems neemt minimaal enkele decennia in beslag. En aangezien de natuurlijke herstelperiode over het algemeen langer is dan de periode tussen twee dunningen, zullen de effecten van het rijden op de bodem zich opstapelen en zal tussentijds nagenoeg geen herstel kunnen plaatsvinden.
Gerelateerd aan dit probleem:
Oplossingen voor bodemdegradatie
> Herstel nutrientenvoorraad> Herstel nutrientenpomp
> Herstel biodiversiteit
> Bosbeheer